Hybride kunst
De presentatie van het werk van Papa Adama, Huma Bhabha. Jimmie Durham, George Osodi, Daniel Spoerri en Clemens van Wedemeyer die tot 8 augustus 2010 was te zien in Stedelijk Bureau Amsterdam bood een fascinerend doorkijkje in een artistiek denkklimaat waar antropologische grenzen niet meer bestaan.
In de nieuwsbrief die curator Kerstin Winking over In-betweenThings samenstelde komt het woord ‘ hybride’ in relatie tot elk kunstwerk veelvuldig voort. De kunstwerken van de diverse kunstenaars zijn samengesteld uit loze materialen, rommel van de vlooienmarkt, resten bouwafval, parafernalia van de kermis en gesloopte of gevonden resten van de westerse consumptiemaatschapppij. Zelfs de roestige oldtimer op een foto van Georg Osodi past naadloos in dit geheel en weet een restant van de tijd te bevriezen.
What’s in a name?
Grenzen bestaan niet meer in de kunst. Op een academie in China waar een collega onlangs gastdocent mocht zijn lagen de ateliers vol met de boeken van ‘onze’ Luc Tuymans uit de Lage Landen. In Nederland studeren kunstenaars uit de hele wereld. Meer dan ooit is kunst een universele taal waarbij de grenzen van de etniciteit zijn opgeheven en die alleen nog maar beter wordt verspreid door de razendsnelle ontwikkeling van de digitale communicatie.
De kunstenaars in ‘In-between Things’ spelen met etnografische kennis, met technieken en voorvallen uit de kunsthistorische geschiedenis. Rode draad in hun werk is dat zij allemaal wijzen op het belang van de conceptuele ruimte tussen de dingen die in naam van de kunst geordend zijn.
Het sculptuur 1000 (2009) van Huma Bhabha bijvoorbeeld bestaat uit een monumentale sarcofaag die met een soort graffiti is beschilderd en waarop een Januskop van kippengaas en klei staat. De onderarmen die op de ruw geschilderde witte houten kist liggen bevestigen het beeld van de tegenovergesteldheid want wijzen een andere richting uit dan de met een zwarte spuitbus aangebrachte pijl op de onderkant van de kist. Een diametraal beeld dat desondanks getuigt van evenwicht. Maar vooral is het niet plaatsbaar in een of andere cultuur: het kan zowel zijn oorsprong hebben in de worldwise shabby streetculture van de metropool als dat het zijn ontstaan ontleent in de verlaten perifere bakermat van een of ander niemandsland. Het kunstwerk verraadt zijn plaats van herkomst niet, is van hier en nu en dit hier en nu is van ooit en altijd. Is even basic en onopgesmukt als dat het tijdloos is. Tijdloos in de zin van: hier voor je deur: hier ligt het materiaal voor het beeld: raap het op, raak het aan: steek er het heilig vuur van de begeestering in en zie: er staat een beeld: eerlijk onopgesmukt en getuigend van kracht en van vermetelheid. Vitaal en met lak aan wat de wereld van beurzen en kredietcrises ons meent te moeten brengen: een beeld van energie en geladen met de kracht van de verbeelding.
Het levende dode hert
Jimmie Durham’s beeld A Dead Deer (1986) trekt zich evenmin iets aan van dominante esthetische conventies en gewoontes. Zoals de jager zijn net geschoten wild ter besterving ophangt aan een haak in het keldergat laat Durham centraal zijn wrakhouten hert met een in gemeen fluoriscerend oranjeroze geschilderde grijnzende kop hulpeloos in de expositieruimte bungelen. Dood en levend tegelijk want als een mobile constant in beweging. Parafernalia als plastic kermisversierselen om de nek. De kunstenaar als ‘wereldbeeldenbouwer’ zoals het M HKA die het werk van Durham in collectie heeft de kunstenaar beschouwd.
Schorpioenen , stieren en wandelstokken
Papa Adama gaat langs schroothoop, vuilnisbelt en autosloperij en tovert gevonden voorwerpen als fietszadel, schop, stuur, nummerplaat, delen van een schep, al wat de verwende consumptie-maatschappij uitbraakt om tot een hybride sculptuur. Desalniettemin vormt het beeld een hechte eenheid van voorwerpen die zich op een nieuwe manier verbonden weten in het bizarre voertuig dat dat Electric Scorpion ((2009) heet. De verleiding is groot om van de historische Engelse motorfiets waar het beeld naar is genoemd een hinkstapsprong te maken naar het dierenrijk en te denken aan een schorpioen die ergens, heel ver weg, lang voordat de wereld zich bewust werd van ‘cradle to cradle’ of die dat misschien altijd al was een elegant stiertje van Picasso te horen loeien.
De tijdloosheid en de onbekommerdheid van de beelden werpen me een moment terug in de jaren zeventig van de vorige eeuw en ik zie ze weer voor me de onschuldige en betoverende sculpturen van een inmiddels tachtigjarige godfather van de Nederlandse beeldhouwkunst Carel Visser. In de vaart waarmee ontwikkelingen in de kunst zich verdringen zou het zomaar kunnen zijn dat de jongste generatie niet eens weet schatplichtig te zijn aan deze nestor van de Nederlandse beeldhouwkunst. Aan een kunstenaar die veertig jaar geleden de bricolage op het Nederlandse sculptuurpodium een onovertroffen plaats heeft weten te geven.
Carel, pak je wandelstok met vleugels en op pootjes en wandel binnen bij de 21e eeuwse generatie zodat de tijd verbonden wordt in lijnen van het spel der lichtvoetigheid en het plezier van maken.
TVDW
Stedelijk Museum Bureau Amsterdam (SMBA) Amsterdam (13 junit/m 8 augustus 2010)met:Papa Adama, Huma Bhabha, Jimmie Durham, George Osodi, Daniel Spoerri, Clemens von Wedemeyer