De Zone
Theatraal, onmiskenbaar theatraal, is het werk dat Berlinde De Bruyckere (Gent,1964) t/m 29 mei 2013 toont in Museum De Pont in Tilburg. In sculpturen en tekeningen zijn beklemmende thema’s verbeeld die het leed, de smart en de pijn van al wat leeft, van mens en dier, zichtbaar maken. Centraal in het museum, op de haast heilige plek waar Planet Circle (1991) van Richard Long sinds de opening in 1992 het museum heeft mogen inwijden, staat nu De Zone (1996). Een enorme boerenkar met vrolijk gekleurde wielen is tot in de nok van de voormalige textielfabriek opgetast met een gigantische hoeveelheid dekens, balen, pungels, matrassen, lappen plastic en takkenbossen. Een monumentaalbeeld dat in 1996 in een iets kleinere uitvoering tijdens de tentoonstelling de Rode Poort in Gent was te zien. Het werk roept onmiddellijk reminiscenties op aan de vlucht die velen in de wereld moeten maken op zoek naar geluk of betere tijden. De Zone is de in schoonheid vervatte sublimatie van ellende. Het ergste stof, de stank, het grootste verdriet is er afgehaald, de ellende esthetisch geworden. Drentelend rondom het beeld spoken de krantenfoto’s van de afgelopen jaren door het hoofd, zien we door de balen stof de Hoge Commissaris in een vluchtelingenkamp, de kolonnes mensen met hun hele karige hebben en houwen die de media haalden en vraag je je onwillekeurig af of de kunstenaar via de weg van de esthetiek niet ook die van de ethiek heeft betreden. Want hoe vanzelfsprekend is het om het leed te exploiteren? Mag de kunstenaar op de bagagedrager van de mensheid plaatsnemen om zichtbaar te maken wat we niet willen zien? ‘De kunstenaar mag alles zeggen’, hoor ik om me heen. De kunstenaar moet dat misschien zelfs wel. ‘Maar wordt het kunstwerk dan geen instantellende? Nepellende?’ vraagt de kijker zich vertwijfeld af. Is het niet enigszins gratuit om zo één op één bijna gebruik te maken van hetgeen we (nog zo onlangs) in ons collectieve geheugen hebben opgeslagen en wat in de trieste werkelijkheid ons gemoed al heeft beroerd?
Compassie
Ontegenzeggelijk is het compassie wat De Bruyckere laat zien en de woorden emotionele confrontatie en troostrijke schoonheid die in het persbericht dat bij de tentoonstelling verscheen en die in de talrijke publicaties opduiken zijn zeker van toepassing op de aangrijpende beelden die De Bruyckere toont. En toch….en toch is er datzelfde gevoel als naar het kijken van de winnende World Press Photo 2004 van Arko Datta die een vrouw in diepe rouw om verloren geliefdes na de tsunamiramp laat zien. Een prachtige foto, maar mag deze registratie van dit fundamentele verdriet, deze alleruiterste vertwijfeling door ons mooi gevonden worden? Hoe zou het toch de man vergaan zijn die in de 555actie voor de slachtoffers van 26/12/04 zijn dode kind de advertenties en de flyers in draagt? Waar zijn ze nu, de ontheemden die op dit moment in werkelijkheid zich een weg over modderige paden banen op zoek naar geluk terwijl ik naar de smetteloze verbeelding kijk? De sublimatie van het verdriet in de omhelzing van schoonheid, een omhelzing die ook een wurggreep kan zijn.
Liefde en lijden
De tegenstelling. Daar gaat het om in het werk van De Bruyckere. De tegenstelling tussen liefde en lijden, tussen goed en kwaad, dood en leven. Dekens die De Bruyckere’s naakte mens met een huid als van albast zowel kunnen beschermen tegen de kou als kunnen laten verstikken. De aanhangwagen met plunjezakken meer als teken van hoop, als laatste strohalm op een ander – mogelijk beter – leven elders dan als het enige wat is overgebleven. De beelden zijn letterlijk, misschien iets té letterlijk. Gemaltraiteerde lichamen, verstrengeld in elkaar in een oude afgebladderde vitrinekast (Eén,2003-2004), zittend op een licht doorgebogen plank aan de muur een popachtig figuurtje zonder onderbenen met een zak over de vermoede kop (Wezen, 2003-2004) en als een vogel op een tak hangt een stuk vrouwenlichaam aan een andere plank aan een andere muur(Aanéén genaaid,2003). De katholieke achtergrond van de kunstenaar speelt een rol in de verwijzing naar de Gekruisigde die zichtbaar wordt in het hangen van beelden als San S, (2004-2005) en Eén, (2003-2004). Naast de uit het leven gegrepen verbeelding van de werkelijkheid opnieuw een letterlijke symboliek naar het lijden.
Eén
Het werk Eén bestaat uit twee hoge oude vitrinekasten uit de bric-à-brac winkel. In de ene kast staat een verminkte, vergroeide, naakte figuur met het gezicht naar de dichte achterkant van de kast, afgewend van de toeschouwer. Het lichaam, als van broos porselein, doorzichtig haast, is dooraderd met nauwelijks waarneembare sporen van bloedvaten, nerven. Een lijf uit lappen huid, ingedeukt, vervallen, wat er over blijft na alles te hebben moeten afstaan. In de andere kast een hangende figuur, de voeten net van de vloer en een tweede figuur die er zich, de benen hoog opgetrokken, tegenaan klemt. De naaktheid, de doorschijnendheid, de getourmenteerdheid, de thematiek van de naderende of misschien zelfs al weer gepasseerde dood: Eén is er zozeer mee doordrongen dat de kijker zich geen andere raad meer weet dan het beeld voor kennisgeving van al dit verschrikkelijks aannemen. Als de bedoeling en de suggestie te zwaar wordt aangezet, ligt het cliché op de loer.
Aanéén
De sterkste beelden zijn degene die minder voor de hand liggen. Head (2004) bijvoorbeeld lijkt niets meer dan een paardenhuid die opgehangen aan de muur op een uiterst suggestieve manier hoofd en hals van een paard weet op te roepen. Het werk ontroert omdat met minimale middelen een zeer indringend beeld is ontstaan. Illusie en raadsel spelen dan een rol en de kijker wordt vergund zijn eigen verbeelding in de aanschouwing een rol te laten spelen. Als de realiteit een stap terugdoet krijgen de beelden meer geheim en wordt de toeschouwer een deelgenoot. En die laat zich dat geen tweemaal zeggen want het magistrale Aanéén (2003-2004) doet alle kritiek verstommen. Op drie houten schragen van verschillende hoogte liggen ze: de twee paarden die elkaar liefdevol omarmen, de enorme lijven met de opgeblazen buiken die gezwollen lijken van de koliek of door de dood, de koppen reiken omhoog in de ruimte, staarten en manen golven voluptueus naar de aarde. Een even curieus als aandoenlijk beeld, ongewoon, ontregelend. Van liggen is hier eigenlijk geen sprake. Meer een soort hangend ondersteund worden. Geen gemak wordt aan het lijf geboden. Los van de formidabele contemplatieve kracht die van Aanéén uitgaat past het beeld naadloos in de formele sculpturale traditie waarin evenwicht, ruimtelijkheid en plasticiteit een rol spelen. Tijdens de zomertentoonstelling Lustwarande/Pleasure garden in 2000 in het bos de Oude Warande in Tilburg wist de kunstenares opschudding te veroorzaken door een Vlaamse vos hoog in een boom op te hangen aan zijn benen, de kop naar beneden. Aanstootgevend, macaber, vonden velen, of op zijn minst bizar. Wellicht was het de suggestie van de dood, de moord wellicht, waardoor het hangende paard destijds zulke felle emoties losmaakte. De toegewijde manier waarop De Bruyckere nu de liefde (en de dood?) vorm geeft in deze paarden in een intieme mensenhouding is minstens zo aangrijpend en zeker zo spectaculair, maar roept eerder verstilling en mededogen op dan ontzetting en afschuw.
Fluisterende beelden
Wonderlijk is ook het werk dat als enige geen titel heeft en in de tentoonstelling Zonder titel (2002) heet. Een beetje naïef beeld, meisjesachtig haast. Op een ruwhouten plank liggen twee onbestemde figuren samengesteld uit een roze en een ouderwets gedessineerde deken , met armachtige ledematen, linten ter verbinding, loshangend, sliertig naar de grond. Ze zijn genaaid met grof zwart ijzergaren op een heerlijk primitieve manier zoals we dat vroeger deden (de meisjes dan) toen de naaimachine nog niet ter hand mocht worden genomen en we toch de pop wilden kleden. Een ontroerend beeld van onschuld en zomaar samen liggen, samen liggen op een plank. Als Berlinde De Bruyckere fluistert is haar geluid indringender dan wanneer ze haar stem laat galmen. Aanéén is een tentoonstelling die veel vragen oproept, vragen over leven en dood, over de betrokkenheid van de kunstenaar, over de verleiding van de vorm, over cliché, over de keurigheid van kunst.
Tine van de Weyer