Doorgaan, doorgaan, dóórgaan.

Doorgaan, doorgaan, dóórgaan.

‘Narcissus heb ik omgedraaid’, zegt Marieke Bolhuis (1962) gedecideerd als Hib Anninga even bij haar en zijn bezoek op het terras komt staan. In de loop van het gesprek die middag zal blijken dat deze verandering van positie van het in brons gegoten sculptuur dat op een lage sokkel in de Aaltje Snijdershal van de Anningahof staat geen toevallig incident is maar een wezenlijk kenmerk van de werkhouding van Marieke Bolhuis. Niet uit onzekerheid maar uit lust naar avontuur, naar de dynamiek van de verkenning, transformeert ze voortdurend het onderhanden werk. Het maken is een organisch proces waarbij alles mogelijk is en waarbij voortdurend een bedachtzaam en bezield spel met de nog ongekende vormen wordt gespeeld.

 Tine van de Weyer

 “Door de allergie voor olieverf ben ik gestopt met schilderen waardoor ik als  beeldhouwer enigszins een laatbloeier ben”, stelt Marieke Bolhuis vast. Na een jaar aan de ( toen nog klassieke) Rijksacademie te hebben gestudeerd verbleef ze een blauwe maandag aan de Willem de Kooningacademie waar alleen Klaas Gubbels haar gesprekspartner was. Een tentoonstelling die ze zag van Reinier Lucassen die als docent aan de AKI was verbonden deed haar besluiten naar de AKI in het verre en afgelegen Enschede te gaan. Naast Lucassen stonden docenten als Alphons Freymuth en Jan Roeland haar bij. Bolhuis: “Het waren gouden jaren. Ik ontdekte mezelf als kunstenaar en heb me volledig laten onderdompelen met inzichten die mijn kunstenaarschap krachtig en duurzaam zouden voeden”.

 In de loop der jaren ontwikkelde Bolhuis een zeldzaam onderzoekende houding en de queeste om vertalingen van emoties te vinden in beelden wakkerde haar honger naar een evocatieve en expressieve rauwe beeldtaal aan. Op Terschelling – waar ze als kind de zomers vaak doorbracht – werkte ze in de natuur waarbij ze tijdens enkele edities van Oerol spelenderwijs een paar grote installaties realiseerde.

“Mijn beelden zijn niet statisch maar groeien als in een organisch proces onder mijn handen. Zoals ikzelf maar ook heel de natuur voortdurend evolueert veranderen ook mijn beelden en installaties”.

In dit fluïde werkproces zijn beelden de avonturen van de geest, van de handeling. Arme materialen, stro, hooi, wilgentakken, cement, gips, klei, bitumen, metalen, afgedragen kleding vormen in steeds wisselende samenstelling de ingrediënten. In Once …(Sapies), de ruimtevullende installatie in het intieme paviljoen in de Anningahof staat het nogal plompe meisje in het rode vestje met capuchon en zwabbergezicht dat eerder in kunstfestival van Watou (B) opdook naast een stoel met een bovenlijf en een paardenkop van tempex met leren riem en leidsels van touw als manen. Het kleine gezelschap staat oog in oog met een wandvullende serie gehalveerde op spiegelaluminium geprinte beelden die eerdere stadia van het beeld in de ruimte laten zien. Ze vormen een archief van het beeld waarin de toeschouwer zichzelf ziet opgenomen  en tijdelijk onderdeel van het werk van het werk wordt.

Het interview had over klei moeten gaan. Deze rubriek heet niet voor niets Het Ambacht. De enorme veelzijdigheid van het werk van Marieke Bolhuis maakt echter dat klei als materie een iets te smalle richel vormt. Klei vormt sinds haar recente werkperiode in het EKWC weliswaar een nieuwe loot aan haar veelzijdige stam maar is als materiaal toch vooral schatplichtig aan de veel complexere materie waar zij als kunstenaar mee werkt: de aarde, de mensheid, de mythologie, de natuur, de reizen en vooral de verwondering vormen de ingrediënten waar ze als een ambachtsvrouw pur sang eindeloos nieuwe mogelijkheden in ontdekt.

“Dat mijn beelden van mensfiguren haaks staan op welk schoonheidsideaal dan ook is voor mij van belang. Het zijn vervormde wezens, plompverloren, eerder bruusk en op het groteske af. Ze zijn wars van enige vorm van koketterie”. Als voorbeeld noemt ze het schilderij De intocht van Christus in Brussel van James Ensor. In dit schilderij rekent Ensor af met de vigerende schoonheidsconventies. Ooit Ensor achterna is haar doel, een intocht met honderden figuren. Waar ze voortdurend in zal veranderen. Een kunstwerk dat leeft. Want dat is haar gegeven. Leven.

‘I have to change to stay the same’ (Willem de Kooning)